Vroeger was alles
beter ...
Vroeger was alles beter. De kapbewegingen van Sam Lammers
waren fraai (en de afronding ook), maar ze waren niets vergeleken bij de
kapbewegingen (en afronding) van Willy van der Kuylen. Wij ouderen waren er als
de kippen bij om dat de jongeren onder de neus te wrijven: de enige echte
kapbewegingen waren die van Willy. Skiete Willy kapte en schoot zoals niemand
na hem nooit nog zou kappen en schieten.
Nadat ik een opmerking had geplaatst, schreef iemand, een zekere Bart
van de Plasse:
"Toen Willie van
de Kuijlen actief was, was ik nog niet eens geboren dus sorry dat ik die
periode niet heb meegemaakt"
Ik kreeg spontaan medelijden met hem. Je zal maar
PSV-supporter zijn en nooit in het stadion hebben gezeten toen Willy zijn
vuurpijlen afschoot ...
Maar ach, het is natuurlijk allemaal een kwestie van perspectief.
Ook ik kreeg als kind te horen dat vroeger alles veel beter was. Mijn vader
bracht me dat aan het verstand. Hij vond Cruijff goed maar Abe Lenstra ('Us
Abe') beter en de allerbeste was voor hem niet Pele, maar Di Stefano, die was
beter dan Pele en Cruijff samen. Pele heb ik nog zien spelen, niet in het
stadion, maar op televisie, in zwart-wit, op het wereldkampioenschap van 1970.
Di Stefano is voor mij een figuur uit het duistere verleden van het
wereldvoetbal. Hij moet geweldig zijn geweest, maar voor mij is hij een museumfiguur:
een wassen beeld uit de galerijen van Madame Tussaud.
Mijn vader vond Willy van der Kuylen een aardig kanon, maar diens
kogels waren niets vergeleken bij de kanonskogels van zijn idool Coen Dillen. Voor
mij was Coen Dillen wat Willy van der Kuijlen is voor veel jonge supporters nu:
een mythische figuur uit het verleden. Ik heb hem nooit zien spelen, behalve
dan op wat vergrijsde filmbeelden, maar wèl een keer in het echt gezien: na
zijn carrière. Het moet midden jaren '60 zijn geweest. Ik was nog maar een
dreumes, hij was nog maar net gestopt. We waren beiden toeschouwer bij een voetbaltoernooi
voor jeugdteams in Son en Breugel. Er ging een siddering door het publiek: Die
man daar, in die lange regenjas, dat is Coen Dillen.
In het seizoen 1956-1957 bracht Coen Dillen de netten 43
maal aan het trillen: 43 doelpunten in 34 wedstrijden, een record dat wellicht nooit
zal worden geëvenaard. Coen scoorde in dat jaar meer doelpunten dan PSV punten: PSV werd vijfde, met 39 punten uit 34 wedstrijden ... PSV
kwam in dat seizoen moeizaam op gang, de eerste vijf wedstrijden
gingen allemaal verloren (!). Ook Coen had een valse start: in die vijf
verloren wedstrijden scoorde hij slechts één keer en nog lange tijd bleef het
aantal doelpunten achter bij het aantal gespeelde wedstrijden. Na 19 wedstrijden hij op 18 doelpunten, maar
scoorde hij in de uitwedstrijd tegen Elinkwijk vier keer: plots kwam zijn totaal op 22 uit
20. En hij bleef scoren, vaak twee, soms wel drie keer per wedstrijd.
Uiteraard werd Coen Dillon een legende. Hij kreeg een
standbeeld aan de oostzijde van het stadion (naast et standbeeld van het andere
kanon, Willy van der kuijlen) en zijn beeltenis verscheen op cartoons, prentjes
die door kinderen werden gespaard en zelfs op een sigarenbandje. Roken was toen
nog niet taboe en Coen had trouwens na zijn carrière jarenlang een sigarenzaak
aan de Frederiklaan.
De kanonnen van weleer ... links Coen, rechts Willy |
Coen is de sigaar ... |
En de vergrijsde beelden:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten