Over grootmoeders, voetbaltrainers en de tijd van Daens
Dankzij Co Adriaanse hadden we al scorebordjournalistiek,
dankzij Gertjan Verbeek hebben we nu ook schijtbakkenvoetbal. Trainers zijn
taalverruimers, alleen de interviews met Johan Cruijff hebben de Nederlandse
taal ongekende staaltjes van taalacrobatiek opgeleverd. Ik acht het best
mogelijk dat de Cruijffiaanse uitspraak 'Elk voordeel heb z'n nadeel' inmiddels
vaker is geciteerd dat willekeurig welke andere uitspraak van een Nederlandse
wijsgeer.
Schijtbakkenvoetbal, zelfs iemand die niets van voetbal weet
begrijpt dat de term onmogelijk een positieve betekenis kan hebben. Het is iets
heel anders dan sambavoetbal, komt meer in de buurt van het gehate
catenaccio (zie: Verklarende woordenlijst). Er zit een luchtje aan, en het
ruikt niet naar teen spirit, om met Kurt Cobain te spreken. Een schijtbak is
volgens het woordenboek een klootzak of een lafaard, maar het woord schijnt in de
taal van de straat ook te worden gebruikt voor een pronkerige personenauto: een
pooier met een Amerikaanse schijtbak, las ik ergens. Je ziet het zo voor je. Verbeek
gebruikte de term om de tactiek van de tegenstander te typeren: koploper PSV
versloeg zijn eigen ploeg, het nietige FC Twente, met een uitgekiende maar volgens
Verbeek laffe tactiek. Opscheppers waren het, koplopers, maar ze scheten in hun
broek van de angst.
Uitwerpselen worden natuurlijk van oudsher gebruikt om
iemands gebrek aan moed te verwoorden. Om erg bang uitgevallen lieden te
typeren, is zelfs een bijzonder vogel in het leven geroepen, de schijtlijster. Terwijl
ik over deze dingen zat na te denken, schoot me een verhaal te binnen dat mijn
grootmoeder me eens heeft verteld over haar tijd als fabrieksarbeidster. Er
waren in die tijd nog geen aparte wc's voor het personeel: je deed je behoefte
op een gemeenschappelijke toilet, niet meer dan een plank met een paar gaten
erin, die over een bak was gelegd waarin de afvalstoffen werden opgevangen, de
schijtbak. Ik geloof dat in de film Daens van Stijn Conincx een scène zit
waarin enkele textielarbeidsters
gezellig naast elkaar op de plank zitten, zij aan zij, billen boven de bak (*1).
Volgens mijn oma was het de enige plaats in de hele fabriek waar je kon
ontsnappen aan het wakend oog van de baas en je was ook even verlost van het
vervelende, geestdodende en vaak gevaarlijke werk. Om die reden bleef je vaak
langer zitten dan strikt noodzakelijk. Je was misschien een schijterd, maar het was er knus en je was er veilig.
Net als de fabrieksarbeiders van weleer,
trekken voetballers die in de knoei zitten zich graag terug, niet op de plee,
maar voor het eigen doel. Het is laf, maar je wint er veel wedstrijden mee. Het
verhaal van Daens speelt zich af aan het eind van de Negentiende Eeuw, de
periode waarin mijn grootmoeder haar jeugdjaren beleefde. Verbeek is van 1962, en
zijn en mijn grootmoeder waren waarschijnlijk tijdgenoten, hebben misschien wel
samen op de plank gezeten of samen een voetbalwedstrijd bezocht. Sportclub
Enschede tegen de fabrieksarbeiders uit Eindhoven. Die uit Eindhoven trokken
zich terug voor het eigen doel. De grootmoeder van Gertjan moet zich vreselijk
hebben geërgerd aan die opscheppers, en luidop hebben gezegd: schijtbakkenvoetbal.
Jaren later dacht haar kleinzoon aan de verhalen van zijn oma
en werd onze taal door hem verruimd met een nieuw scheldwoord:
Noot:
* (1) In de scène zitten beide geslachten gemoedelijk naast
elkaar hun behoefte te doen, onderwijl grappen makend. Er was blijkbaar geen
aparte ruimte voor mannen en vrouwen. De schijtbak was, anders gezegd,
genderneutraal
Verklarende woordenlijst (voor niet-voetballers):
* Scorebordjournalistiek: Zelfs na een vernietigende 1-5 nederlaag
hield de zeer eigenwijze Co Adriaanse vol dat zijn eigen ploeg beter was
geweest. Journalisten die het daar niet mee eens waren, keken enkel naar de
uitslag, deden aan scorebordjournalistiek
* Sambavoetbal: Sexy voetbal, Braziliaanse stijl, met veel
techniek uitgevoerd en met oog voor het vrouwelijk schoon op de tribune
Geen opmerkingen:
Een reactie posten