woensdag 31 januari 2018

Schijtbakkenvoetbal


Schijtbakkenvoetbal
Over grootmoeders, voetbaltrainers en de tijd van Daens

Dankzij Co Adriaanse hadden we al scorebordjournalistiek, dankzij Gertjan Verbeek hebben we nu ook schijtbakkenvoetbal. Trainers zijn taalverruimers, alleen de interviews met Johan Cruijff hebben de Nederlandse taal ongekende staaltjes van taalacrobatiek opgeleverd. Ik acht het best mogelijk dat de Cruijffiaanse uitspraak 'Elk voordeel heb z'n nadeel' inmiddels vaker is geciteerd dat willekeurig welke andere uitspraak van een Nederlandse wijsgeer.

Schijtbakkenvoetbal, zelfs iemand die niets van voetbal weet begrijpt dat de term onmogelijk een positieve betekenis kan hebben. Het is iets heel anders dan sambavoetbal, komt meer in de buurt van het gehate catenaccio (zie: Verklarende woordenlijst). Er zit een luchtje aan, en het ruikt niet naar teen spirit, om met Kurt Cobain te spreken. Een schijtbak is volgens het woordenboek een klootzak of een lafaard, maar het woord schijnt in de taal van de straat ook te worden gebruikt voor een pronkerige personenauto: een pooier met een Amerikaanse schijtbak, las ik ergens. Je ziet het zo voor je. Verbeek gebruikte de term om de tactiek van de tegenstander te typeren: koploper PSV versloeg zijn eigen ploeg, het nietige FC Twente, met een uitgekiende maar volgens Verbeek laffe tactiek. Opscheppers waren het, koplopers, maar ze scheten in hun broek van de angst.

Uitwerpselen worden natuurlijk van oudsher gebruikt om iemands gebrek aan moed te verwoorden. Om erg bang uitgevallen lieden te typeren, is zelfs een bijzonder vogel in het leven geroepen, de schijtlijster. Terwijl ik over deze dingen zat na te denken, schoot me een verhaal te binnen dat mijn grootmoeder me eens heeft verteld over haar tijd als fabrieksarbeidster. Er waren in die tijd nog geen aparte wc's voor het personeel: je deed je behoefte op een gemeenschappelijke toilet, niet meer dan een plank met een paar gaten erin, die over een bak was gelegd waarin de afvalstoffen werden opgevangen, de schijtbak. Ik geloof dat in de film Daens van Stijn Conincx een scène zit waarin enkele textielarbeidsters gezellig naast elkaar op de plank zitten, zij aan zij, billen boven de bak (*1). Volgens mijn oma was het de enige plaats in de hele fabriek waar je kon ontsnappen aan het wakend oog van de baas en je was ook even verlost van het vervelende, geestdodende en vaak gevaarlijke werk. Om die reden bleef je vaak langer zitten dan strikt noodzakelijk. Je was misschien een schijterd, maar het was er knus en je was er veilig.

Net als de fabrieksarbeiders van weleer, trekken voetballers die in de knoei zitten zich graag terug, niet op de plee, maar voor het eigen doel. Het is laf, maar je wint er veel wedstrijden mee. Het verhaal van Daens speelt zich af aan het eind van de Negentiende Eeuw, de periode waarin mijn grootmoeder haar jeugdjaren beleefde. Verbeek is van 1962, en zijn en mijn grootmoeder waren waarschijnlijk tijdgenoten, hebben misschien wel samen op de plank gezeten of samen een voetbalwedstrijd bezocht. Sportclub Enschede tegen de fabrieksarbeiders uit Eindhoven. Die uit Eindhoven trokken zich terug voor het eigen doel. De grootmoeder van Gertjan moet zich vreselijk hebben geërgerd aan die opscheppers, en luidop hebben gezegd: schijtbakkenvoetbal.

Jaren later dacht haar kleinzoon aan de verhalen van zijn oma en werd onze taal door hem verruimd met een nieuw scheldwoord:


Noot:

* (1) In de scène zitten beide geslachten gemoedelijk naast elkaar hun behoefte te doen, onderwijl grappen makend. Er was blijkbaar geen aparte ruimte voor mannen en vrouwen. De schijtbak was, anders gezegd, genderneutraal

Verklarende woordenlijst (voor niet-voetballers):

* Scorebordjournalistiek: Zelfs na een vernietigende 1-5 nederlaag hield de zeer eigenwijze Co Adriaanse vol dat zijn eigen ploeg beter was geweest. Journalisten die het daar niet mee eens waren, keken enkel naar de uitslag, deden aan scorebordjournalistiek

* Sambavoetbal: Sexy voetbal, Braziliaanse stijl, met veel techniek uitgevoerd en met oog voor het vrouwelijk schoon op de tribune

* Catenaccio: afgeleid van het Italiaanse catena, ketting of grendel. Oorspronkelijk in Zwitserland ontwikkeld defensief spelsysteem (Grendelsysteem), waarbij het eigen doel wordt 'vergrendeld'. Geperfectioneerd in de jaren '60 door Helenio Herrera, coach van Inter Milan, die met zijn ploeg diverse Europese Cups won dankzij het systeem





zaterdag 20 januari 2018

Vroeger was alles beter ...


Vroeger was alles beter ...

Vroeger was alles beter. De kapbewegingen van Sam Lammers waren fraai (en de afronding ook), maar ze waren niets vergeleken bij de kapbewegingen (en afronding) van Willy van der Kuylen. Wij ouderen waren er als de kippen bij om dat de jongeren onder de neus te wrijven: de enige echte kapbewegingen waren die van Willy. Skiete Willy kapte en schoot zoals niemand na hem nooit nog zou kappen en schieten.  Nadat ik een opmerking had geplaatst, schreef iemand, een zekere Bart van de Plasse:

"Toen Willie van de Kuijlen actief was, was ik nog niet eens geboren dus sorry dat ik die periode niet heb meegemaakt"

Ik kreeg spontaan medelijden met hem. Je zal maar PSV-supporter zijn en nooit in het stadion hebben gezeten toen Willy zijn vuurpijlen afschoot ...

Maar ach, het is natuurlijk allemaal een kwestie van perspectief. Ook ik kreeg als kind te horen dat vroeger alles veel beter was. Mijn vader bracht me dat aan het verstand. Hij vond Cruijff goed maar Abe Lenstra ('Us Abe') beter en de allerbeste was voor hem niet Pele, maar Di Stefano, die was beter dan Pele en Cruijff samen. Pele heb ik nog zien spelen, niet in het stadion, maar op televisie, in zwart-wit, op het wereldkampioenschap van 1970. Di Stefano is voor mij een figuur uit het duistere verleden van het wereldvoetbal. Hij moet geweldig zijn geweest, maar voor mij is hij een museumfiguur: een wassen beeld uit de galerijen van Madame Tussaud.

Mijn vader vond Willy van der Kuylen een aardig kanon, maar diens kogels waren niets vergeleken bij de kanonskogels van zijn idool Coen Dillen. Voor mij was Coen Dillen wat Willy van der Kuijlen is voor veel jonge supporters nu: een mythische figuur uit het verleden. Ik heb hem nooit zien spelen, behalve dan op wat vergrijsde filmbeelden, maar wèl een keer in het echt gezien: na zijn carrière. Het moet midden jaren '60 zijn geweest. Ik was nog maar een dreumes, hij was nog maar net gestopt. We waren beiden toeschouwer bij een voetbaltoernooi voor jeugdteams in Son en Breugel. Er ging een siddering door het publiek: Die man daar, in die lange regenjas, dat is Coen Dillen.

In het seizoen 1956-1957 bracht Coen Dillen de netten 43 maal aan het trillen: 43 doelpunten in 34 wedstrijden, een record dat wellicht nooit zal worden geëvenaard. Coen scoorde in dat jaar meer doelpunten dan PSV punten: PSV werd vijfde, met 39 punten uit 34 wedstrijden ... PSV kwam in dat seizoen moeizaam op gang, de eerste vijf wedstrijden gingen allemaal verloren (!). Ook Coen had een valse start: in die vijf verloren wedstrijden scoorde hij slechts één keer en nog lange tijd bleef het aantal doelpunten achter bij het aantal gespeelde wedstrijden. Na 19 wedstrijden hij op 18 doelpunten, maar scoorde hij in de uitwedstrijd tegen Elinkwijk vier keer: plots kwam zijn totaal op 22 uit 20. En hij bleef scoren, vaak twee, soms wel drie keer per wedstrijd.

Uiteraard werd Coen Dillon een legende. Hij kreeg een standbeeld aan de oostzijde van het stadion (naast et standbeeld van het andere kanon, Willy van der kuijlen) en zijn beeltenis verscheen op cartoons, prentjes die door kinderen werden gespaard en zelfs op een sigarenbandje. Roken was toen nog niet taboe en Coen had trouwens na zijn carrière jarenlang een sigarenzaak aan de Frederiklaan.


De kanonnen van weleer ... links Coen, rechts Willy

Coen is de sigaar ...

En de vergrijsde beelden:




Kees kwam en zag ...

We verkeren in crisis. Volgens sommigen is de huidige crisis groter dan enig andere crisis die de club ooit heeft gekend. Wellicht is d...