vrijdag 7 februari 2020

Kees kwam en zag ...



We verkeren in crisis. Volgens sommigen is de huidige crisis groter dan enig andere crisis die de club ooit heeft gekend. Wellicht is dit zo, maar mij doet de situatie toch sterk denken aan de crisis die we doormaakten in de eerste helft van de jaren ’70. Wat was er toen mis?

Na het kampioenschap van 1963 was het bergafwaarts gegaan met PSV. Een absoluut dieptepunt was de jaargang 1967/68, waarin ternauwernood aan degradatie werd ontsnapt. De directie besloot dat het zo niet verder kon, en stelde de Duitser Kurt Linder aan, die successen had geboekt met het nietige Xerxes uit Rotterdam. Linder wilde twee spelers van Xerxes meenemen naar Eindhoven: zijn spelmaker Lazar Radovic en het aanstormende supertalent Wim vanHanegem. Radovic kwam wel naar Eindhoven, maar Van Hanegem niet: hij vond de conditietrainingen van Linder onprettig en koos daarom voor Feyenoord. Dat was de eerste tegenslag. Een tweede tegenslag was dat de aanpak van Linder ook niet aansloeg bij Willy van der Kuijlen, Mr. PSV. Willy werd steeds ongelukkiger en daardoor zweeg het kanon:  in het seizoen 1971/72 scoorde Willy bijvoorbeeld slechts 6 (!) doelpunten. Terwijl Ajax en Feyenoord internationale successen boekten, zakte PSV steeds verder weg. 


Kurt Linder
Uiteindelijk besluit de directie dat het roer opnieuw om moet: de harde en strenge Linder wordt vervangen door de gemoedelijke Kees Rijvers. Kees met de Pet. Kees gebruikt zijn eerste seizoen om de selectie – die volgens de directie van behoorlijk niveau is - grondig te evalueren. Al snel komt hij tot de conclusie dat de selectie veel minder sterk is dan verondersteld.

Wim van den Dungen en Eef Mulders zijn over hun hoogtepunt heen en belanden op een zijspoor. Noud van Esdonk, Henning Munk Jensen en Bent Schmidt-Hansen* zijn populair bij de supporters, maar Rijvers acht ze ongeschikt voor zijn plannen. Marinus Van Dinther valt om een wat merkwaardige reden af: hij weigert zijn studie sociologie op te geven en Rijvers eist dat spelers geheel voor hun sport leven. Het voornaamste slachtoffer van de reorganisatie is echter Oeki Hoekema. Met zijn vuurrode haardos en zijn sociaal engagement (hij liet in zijn contract opnemen dat hij in internationaal verband niet in een dictatoriaal bestuurd land hoefde te spelen**) is de Fries één van de meest kleurrijke figuren uit de PSV-historie, maar Rijvers achtte hem ongeschikt voor de top. Kees was een gemoedelijke figuur, maar hij schrok niet terug voor harde maatregelen.

Ralf: onklopbaar in de lucht
Terwijl diverse oudere spelers in ongenade vallen, breken enkele jongere spelers onder Rijvers door: Harry Lubse en Adri van Kraaij krijgen kansen en grijpen die met beide handen aan. Andere spelers krijgen een nieuwe rol: Kees Krijgh wordt van middenvelder omgeturnd tot aanvallende back en de tactisch sterke Pleun Strik – van oorsprong een verdediger, maar op allerlei plaatsen inzetbaar – krijgt een vaste plaats  op het middenveld en wordt het verlengstuk van de trainer op het veld. Aan het eind van het seizoen staat er een steviger ploeg dan aan het begin. Maar het blijft een ploeg met gebreken, zo weet ook Kees. Als PSV met Ajax en Feyenoord wil concurreren, zal er diep in de geldbuidel moeten worden getast.

En dat gebeurt. De tweeling Willy en René wordt weggeplukt bij FC Twente (waar ze al onder Rijvers hebben gespeeld), Gerrie Deykers komt over van De Graafschap en in Zweden haalt PSV het grote – maar nog tamelijk onbekende - talent Ralf Edström op. Van Edström is dan alleen bekend dat hij lang is en goed kan koppen. De resultaten zijn bekend: Edström – hij was dankzij zijn lengte en ongelooflijke sprongkracht letterlijk onklopbaar in de lucht - vormt een koningskoppel met Willy van der Kuijlen: Ralf legt de de ballen panklaar, Willy jaagt ze binnen: in plaats van 6, scoort Willy plots 27 doelpunten, het ene nog mooier dan het andere. Het tweetal neemt de ploeg op sleeptouw en onder Rijvers wordt PSV drie keer landskampioen, twee keer bekerwinnaar en wordt en passant ook nog de UEFA Cup in de wacht gesleept: het is één van de meest succesrijke periodes uit de geschiedenis van de club. Kees kwam, zag … en overwon. Veni, vidi, vici. 

We leven in een andere tijd en zijn niet meer de rijkste club van het land, maar wie ook de nieuwe trainer wordt, hij zal te werk moeten gaan als Kees: de groep moeten doorlichten,  met spelers moeten schuiven (om te controleren of ze in een andere rol wellicht beter functioneren), ongeschikte spelers moeten afvoeren, en jonge talenten een kans moeten geven. En ja, hij zal ook moeten aangeven welke versterkingen hij nodig heeft. 

De Kees van toen deed schitterend werk, laat de Kees van nu opstaan. 

Noten:

* Later zal blijken dat Schmidt-Hansen leed aan een verwaarloosde rugblessure die hem verhinderde om als vanouds langs de lijn de snellen en voor Zoef de Haas te spelen
** Hoekema dankt zijn grote bekendheid vooral aan zijn samenwerking met Freek de Jonge en Bram Vermeulen (Neerlands Hoop), aan wiens zijde hij zich - als enige voetballer - verzette tegen de deelname van Oranje aan het WK van 1978 in Argentinië, in die periode een militaire dictatuur


zondag 25 augustus 2019

Blits in een flits



Blits in een Flits

Het hoe en waarom van kleuren en patronen

Er was afgelopen weekend nogal wat te doen over het shirt dat PSV droeg in de uitwedstrijd tegen Heracles. De kleur was een beetje zoals het kunstgras daar in Almelo, vaalgroen. Een Engelstalige commentator hield de uitrusting blijkbaar voor het trainingstenue (*1.) Persoonlijk vind ik het shirt wel mooi, vooral in combinatie met de witte broek die eronder gedragen werd. In de tijd dat hij voor PSV voetbalde, vroeg de modebewuste Ruud Gullit de clubleiding om de traditionele zwarte broek te vervangen door een witte. Wit stak mooier af tegen  zijn donkere huid. Wit is blits, dat ben ik met Gullit eens, maar hoe zit het met dat vale groen?

Kleuren
De Britse bioloog Desmond Morris, naast wetenschapper ook voetballiefhebber, heeft uitgebreid onderzoek verricht naar het hoe en waarom van clubkleuren. (*2). Uit zijn onderzoek komt naar voren dat er een sterke voorkeur bestaat voor harde, felle kleuren. Fletse, vale of lichte versies van kleuren zijn veel minder in trek, en daar is volgens Morris een goede verklaring voor:

"Op korte afstanden is er geen probleem: ook een vaal of zelfs een met modder bevlekt shirt is op enkele meters herkenbaar, maar wanneer een speler een verre pass geeft naar een ploeggenoot, moet hij in staat zijn om hem in een onderdeel van een seconde, vaak vanuit een ooghoek, in het vizier kunnen krijgen, en daarbij is een felle, harde kleur de beste gids."

Manchester United koos ooit voor een grijs reserveshirt, met als resultaat dat de spelers klaagden dat ze elkaar maar moeilijk konden onderscheiden. Het shirt werd reeds tijdens de rust afgedankt (*3).

Voetballers moeten opvallen, en daarom zijn minder harde kleuren niet in trek. De meest populaire kleur in Engeland is blauw, in de meeste andere landen rood (zoals we zullen zien niet de enige afwijking van de eiland bewoners). Geel is in Nederland erg populair, maar in Engeland juist niet: yellow betekent naast geel namelijk ook laf. Wit doet het opmerkelijk goed in Frankrijk (het is daar de tweede kleur), en is ook elders tamelijk courant. Wit heeft, net als de drie reeds genoemde harde kleuren, het voordeel dat het over grote afstand goed zichtbaar is, zowel bij dag- als avondwedstrijden. Blits in een flits, zoals Gullit al wist.

Andere kleuren zijn eerder zeldzaam. Paars wordt nog door een enkele club gedragen, roze en bruin lijken compleet afwezig, waarschijnlijk vanwege negatieve associaties (wie denkt bij bruin niet aan ...?). Bordeauxrood, dat door Morris als een aparte kleur wordt behandeld, geniet in Groot-Brittanië enige populariteit (Aston Villa, West Ham, Burnly, Heart of Midlothian), maar wordt elders nauwelijks aangetroffen. Cyaan of lichtblauw is onder de lichtere tinten verreweg het populairst, wellicht dankzij de positieve associatie 'hemelsblauw'. Van alle harde kleuren, is groen het minst populair. In het licht van het bovenstaande, zal dat weinig verbazing wekken. Omdat voetbal zich afspeelt tegen de achtergrond van een groen speelveld, hebben spelers met een groene uitrusting de neiging zich te camoufleren. Het waren vooral de televisiekijkers die klaagden over de groene shirts van Almelo. Iemand die beroepshalve met kleuren bezig is, wees me er op dat de gebruikte kleur groen aanleunt bij jagersgroen: Jagers willen natuurlijk vooral niet opvallen.     

Een kleine tussenstap. Dit alles roept namelijk een nijpende vraag op: Waarom komt oranje zo weinig voor? Het is immers de op grote afstand best zichtbare kleur (nog iets beter dan geel, dat op dit punt ook goed scoort). Wegwerkers, voor wie zichtbaarheid een halszaak is, dragen om die reden vaak oranje (of gele) werkkleding. Morris geeft de volgende verklaring: Oranje is een tussenkleur. Het dragen van het eigen tenue wordt meestal ervaren als een psychologisch voordeel. Wie een tenue in een populaire kleur draagt, dient vaak het reserveshirt te dragen, maar tussenkleuren conflicteren met twee hoofdkleuren: oranje wordt door veel scheidsrechters niet toegestaan tegenover een rood of geel tenue. 

(Tekst loopt onder de afbeelding door)




Patronen
Naast kleuren, zijn ook motieven en patronen belangrijk. Voetbalshirts blijken arm te zijn aan versieringen zoals bollen, vierkanten of driehoeken. De pompeblêden op de shirts van Heerenveen zijn wat dat betreft een bizarre uitzondering. Ingewikkelde motieven die men in het American Football aantreft, zoals bliksemschichten, tornado's en schuimende golven, ontbreken op voetbalshirts nagenoeg compleet. De voetbalwereld is conservatief: hou het maar gewoon, dat is al gek genoeg. Het is tekenend dat de pompeblêden bij de (althans op voetbalgebied) conservatieve BBC niet in de smaak vielen (*4)

Egale shirts zijn verreweg het populairst, in de meeste landen draagt meer dan de helft van de teams een effen shirt. Op de tweede plaats komen verticaal gestreepte shirts. De kleurcombinaties rood-wit en blauw-wit  zijn (weinig verrassend) het populairst, maar ook zwart-wit doet het vrij goed. Andere kleurcombinaties zijn minder gangbaar, maar er zijn wel enkele clubs met een grote historie die hieraan de voorkeur geven: Inter (blauw-zwart), AC Milan (rood-zwart) en Barcelona (rood-blauw). Horizontale strepen zijn veel minder populair dan verticale. De reden schijnt van psychologische aard te zijn: Horizontale lijnen doen iemand breder en forser lijken (vandaar dat ze in rugby veel frequenter voorkomen), verticale lijnen maken iemand slanker en langer. Voetballers willen, geloof ik, niet graag plomp overkomen. Verticale en horizontale banden vind je iets vaker in het zuiden van Europa, met name Italië; de schouder-en-borst-versiering is dan weer vooral Brits. Het half-om-half van Feyenoord en de verticale band van Ajax, zijn eerder een zeldzaamheid, en dat voert ons tot een laatste eigenschap die voor voetbalshirts van groot belang is:

Herkenbaarheid
Clubs hebben goede redenen om zeldzame kleuren te mijden, maar met zeldzame patronen ligt het anders: clubs streven naar een herkenbaar tenue, en daarbij kan een zeldzaam patroon nuttige diensten bewijzen. Feyenoord en Ajax spelen in rood-wit, de meest algemene combinatie voor een voetbalshirt, toch zie je direct wie aan het spelen is. Ook Celtic en Arsenal zijn direct herkenbaar; het blitse wit van Real Madrid dankt de herkenbaarheid aan het ontbreken van enig patroon: liever naakt dan namaak, moeten ze daar bij de Koninklijke gedacht hebben. Ook ongewone kleurcombinaties kunnen een heilzaam effect sorteren. De shirts van Inter, Milan en Barça hebben ondanks het gebruikelijke strepenpatroon een bijna unieke uitstraling. Dankzij het blauwe broekje is het rood-wit van Atletico Madrid toch heel herkenbaar.

Simpele ingrepen sorteren vaak een groot effect (zie Atletico), en om die reden is het vreemd dat er zo weinig nieuws op de markt komt (en het nieuwe vaak weer snel verdwijnt): het nogal ingewikkelde patroon met verschillende schakeringen van dezelfde kleur dat in 1988 plots opdook, vond alleen in Nederland gretig aftrek, aangezien Oranje in zo'n shirt Europees kampioen werd, elders gingen de shirts meedogenloos in de ramsj. Ook andere hippe ontwerpen verdwenen snel. De voetbalwereld, ik herhaal het nog maar eens, is erg conservatief.

Conclusies:

* Het rood-witte shirt van PSV is een 'echt' voetbalshirt (namelijk gestreept) in 'echte' voetbalkleuren (rood-wit), het is echter ook een shirt dat - juist door de kleur en vormgeving - minder herkenbaar is, en dat kan als nadeel worden ervaren
* Het vaalgroene shirt (derde outfit) dat PSV in Almelo droeg, is wel mooi (althans volgens mij), maar  lijkt minder geschikt. De slechte zichtbaarheid (zeker op TV) wordt enigszins verholpen door het witte broekje, maar echt goed voelt het niet aan
* En het officiële reserveshirt? De eerste reacties waren negatief, maar misschien is heroverweging op zijn plaats. De broek en de contrasterende mouwen zijn oranje, een zeer opvallende kleur die weinig wordt gebruikt, en dus de herkenbaarheid van het tenue verhoogt. De contrasterende mouwen hebben ook nog een (oranje-zwart) blok- of ruitpatroon, wat zelden wordt toegepast (maar de streepjes door de oranje ruiten overgieten het oranje met een bruine schijn ...). Dit verhoogt de herkenbaarheid nogmaals. De vraag rest dan of het shirt mooi is, of blits. Mwa ...

Noten:

* (1) Marcel van Leeuwen: "Ik had Engels commentaar en vooraf vroeg de commentator of we ze mooi vonden, die trainingsshirtjes? En prompt komen ze ermee het veld op."
* (2) Desmond Morris, The Soccer Tribe, Jonathan Cape Ltd. , Londen, 1981 (In het Nederlands vertaald als: Spel om de Bal, uitgave Elsevier, Amsterdam/Brussel)
** De website Historical Football Shirt toont aan dat er in de loop der jaren weinig is veranderd: clubs veranderen soms van patronen of motieven, maar kiezen zelden voor andere kleuren. Zelfs bij fusies wordt vaak getracht de historische kleuren van de fuserende verenigingen zoveel mogelijk te respecteren. ADO speelde in groen-rood-geel, Holland Sport in groen-wit, de kleuren van ADO Den Haag werden groen-geel
* (3) Manchester United grey kit
* (4) Heerenveen lelijkste shirt ooit

NASCHRIFT:

* Tim van Helmond gaf op de fb-pagina het volgende commentaar: "Ik denk dat het uit-shirt niet werd afgekraakt op de kleur of model/patroon maar om het feit dat het logo ook oranje was i.p.v. het gebruikelijke rood-wit." Ik heb weliswaar ook kritiek gelezen op de kleuren en het patroon, maar het is juist dat veel kritiek was gericht op de kleur van het logo.



donderdag 18 juli 2019

De Kopstoot in de Kuip



Een kopstoot is een glas bier met een borrel jonge jenever. Zo'n kopstoot kan hard aankomen, maar kopstoten worden ook weleens op het voetbalveld uitgedeeld, en daar komen ze nog harder aan. Velen denken daarbij spontaan aan de kopstoot van Zinedine Zidane, tijdens de finale van het WK in 2006. De beroemdste kopstoot op de Nederlandse velden, werd uitgedeeld in De Kuip, op 21 december 1975, en er was een PSV'er bij betrokken, Bertus Quaars. Aanvankelijk was het niet helemaal duidelijk in welke rol, dader of slachtoffer. Een kleine reconstructie.

De wedstrijd

Een jaar eerder - in het eerste kampioensjaar onder Kees Rijvers - had PSV Feyenoord in eigen huis belachelijk gemaakt via razendsnelle counters. Om die reden had de coach van Feyenoord, de Pool Brzecanzyck,  gekozen voor een defensieve tactiek. Verder was de wedstrijd bikkelhard en bleek de scheidsrechter, de Limburger Theo Boosten, niet tegen de druk opgewassen. Feyenoord kwam op slag van rust op voorsprong en het duurde tot diep in de tweede helft voordat PSV enige greep op het spel kreeg. In de 81ste minuut leek het slotoffensief de gelijkmaker op te leveren: Al wat PSV was juichte, de grensrechter liep richting middellijn, maar ... scheidsrechter Boosten keurde het doelpunt af omdat twee spelers buitenspel zouden hebben gestaan. Alle PSV'ers renden woedend op Boosten af. Alle PSV'ers? Nee, de maker van het doelpunt, Bertus Quaars, liep de andere kant uit, naar de grensrechter, Gerrit Griek

En toen moet de kopstoot zijn uitgedeeld, buiten het beeld van de tv-camera's (in die tijd stonden er nog geen camera's in alle mogelijke hoeken van het stadion).

Het incident

Bertus Quaars lag op de grond, grensrechter Griek stak zijn vlag omhoog. Bizarre situatie. Desgevraagd vertelde Griek dat hij een kopstoot had ontvangen. Boosten trok rood voor Quaars, maar reeds ter plekke rezen er twijfels. Vanuit het publiek werd geroepen dat 'de grens' de kopstoot had uitgedeeld en Feyenoordspeler Wim van Hanegem, die het vooral had gezien, bevestigde die lezing. Griek had een wond aan het voorhoofd, maar Quaars bloedde uit zijn neus, wat er ook op leek te wijzen dat niet de speler, maar de grensrechter de dader was. Een kopstoot deel je immers uit met je schedel, niet met je neus.

Bertus Quaars
De laatste minuten van de wedstrijd verliepen in totale chaos. Jan Poortvliet kreeg geel voor een vergrijp dat doelman Van Gerven had begaan (trekken aan het tenue van de scheidsrechter), Feyenoord kreeg nog een strafschop (die werd gemist) en Boosten floot minuten te vroeg af. In de catacomben van het stadion ontstond vervolgens een twistgesprek tussen scheids- en grensrechter.  Boosten vertelde de pers dat hij het doelpunt op aangeven van zijn grensrechter had afgekeurd, maar Griek ontkende dat hij had gevlagd (*1). Vervolgens zou Boosten Griek hebben toegebeten dat hij diens verklaring over de kopstoot niet geloofde. Tegen die tijd was Quaars al in het gezelschap van manager Ben van Gelder op weg naar het politiebureau om aangifte te doen van mishandeling ...

De nasleep

De strafcommissie van de KNVB stelde een onderzoek in en hield op 22 januari 1976 een hoorzitting. Tijdens die hoorzitting werden alle betrokkenen gehoord, alsmede diverse deskundigen, onder wie de bokstrainer Henk Rühling, die een uiteenzetting gaf over kopstoten. Rühling twijfelde niet aan de schuld van Griek, maar wèl aan de (ernst van) de kopstoot. Als er sprake was geweest van een kopstoot, was die erg amateuristisch uitgevoerd, want de gevolgen van een dergelijke actie waren doorgaans zeer ernstig, en er was alleen een lichte kneuzing vastgesteld bij Quaars. De verdediging van Griek beriep zich op deze verklaring: de grensrechter zou een stap naar voren hebben gemaakt, en daarbij de speler onbedoeld hebben geraakt (let wel: hierdoor werd de eerdere verklaring van Griek herroepen en Quaars indirect vrijgepleit). Uiteindelijk werd Griek schuldig bevonden en voor drie jaar geschorst, wat neerkwam op een definitieve schorsing, aangezien hij kort voor zijn 'pensioen' als grensrechter stond (*2)


Noten: 


Opmerkingen:

* Grensrechter Gerrit Griek was in het dagelijks leven bedrijfsrechercheur voor het bedrijf Wastoria, indertijd de financiële steunpilaar van AZ (toen nog AZ '67). Griek zou nog één keer van zich doen spreken: in 1980 woonde hij als toeschouwer de wedstrijd Haarlem - NEC bij en toen de scheidsrechter geblesseerd moest afhaken, en één van de grensrechter diens taak moest overnemen, bood  Griek spontaan zijn diensten als vervangend grensrechter aan.

* Wat met de uitslag? Het was duidelijk dat de valse verklaring van de grensrechter het wedstrijdverloop had beïnvloed. PSV vroeg om de wedstrijd over te laten spelen, of op z'n minst de laatste negen minuten te laten herspelen, met elf tegen elf. De KNVB hield de zaak in beraad en uiteindelijk bleek herspelen niet nodig. Halverwege het seizoen had PSV vier verliespunten meer dan koploper Ajax, maar de Amsterdammers stortten na de winterstop compleet in (ze werden pas derde) en PSV werd na een spannende race met Feyenoord voor de tweede maal op rij kampioen. In de beslissende wedstrijd nam PSV ook wraak voor de 'schande van de Kuip': Feyenoord werd op de voorlaatste speeldag met 4-1 ingeblikt.



zaterdag 13 april 2019

Doelsaldo ja, doelsaldo nee



De beslissing in de eredivisie is nog niet gevallen. Met nog vijf wedstrijden te gaan, staan PSV en Ajax beiden op 71 punten. Ajax staat op kop, want bij een gelijke stand geeft het doelsaldo de doorslag, dat wil zeggen het aantal gemaakte doelpunten min het aantal geïncasseerde doelpunten. Het saldo van Ajax is +74, dat van PSV +65. Een verschil dus van 9. Met nog vijf wedstrijden te gaan is dat vrij veel, ook al krijgt PSV nog zeker twee tegenstanders tegen wie het saldo kan worden opgevijzeld, De Graafschap en ADO Den Haag;

Is dat een goede regeling, een beslissing op doelsaldo? Wij werden twee keer op doelsaldo kampioen: in de seizoenen 1990/1991 (+56 versus +54) en het befaamde seizoen 2006/2007, waarin op de laatste speeldag nog 3 clubs in de running waren voor de titel: AZ, Ajax en PSV; doordat favoriet AZ verloor, eindigden Ajax en PSV met een gelijk aantal punten bovenaan; wij haalden het uiteindelijk met één doelpunt verschil: +50 tegen +49). We zullen dus maar niet al te hard klagen.

Wat zijn eigenlijk de alternatieven?

* In de beginjaren van het Betaald Voetbal was het doelsaldo van geen belang; bij een gelijk aantal punten werd een beslissingswedstrijd gespeeld. Dat kwam twee keer voor: in 1958 en 1960. DOS en Ajax behaalden in die jaren de titel door respectievelijk SC Enschede en Feyenoord in een beslissingswedstrijd te kloppen.

* In sommige landen, waaronder België, wordt  gekeken naar het aantal gewonnen wedstrijden. In dat geval zou Ajax - bij de huidige stand - kampioen zijn: Ajax won 23 keer, wij 'slechts' 22 keer.

* In andere landen, bijvoorbeeld in Spanje, geeft het onderlinge resultaat de doorslag. In 2007 pleitte de toenmalige trainer van Ajax, Henk ten Cate, voor die regeling, wellicht omdat Ajax (en niet PSV) onder die omstandigheden kampioen zou zijn geworden. Dit jaar zou PSV bij een gelijke eindstand profiteren van de regeling: we wonnen immers thuis met 3-0 en gingen in De Arena met 1-3 onderuit.

* Een andere regeling, die in het verleden populair was, maar voor zover ik weet tegenwoordig niet meer wordt toegepast, is kijken naar het doelgemiddelde, dat wil zeggen: het aantal gemaakte doelpunten gedeeld door het aantal geïncasseerde doelpunten. Wie een hoger gemiddelde heeft, is winnaar. Die regeling zou opnieuw gunstig zijn voor PSV. terwijl Ajax een beter saldo heeft, heeft PSV een beter gemiddelde:

Ajax       100:26 = 3,84615384615
PSV        87:22  = 3.95454545455

Bij de alternatieve regelingen zou Ajax (let wel: bij de huidige stand van zaken) dus 1x de titel pakken, PSV 2x. Maar we hebben twee keer geprofiteerd van de huidige regeling. Het is dus allemaal koffiedik kijken en om het even. Veel scoren is het devies.  


zondag 17 februari 2019

Twee Verschillende Helften



Het begint een gewoonte te worden: een waardeloze eerste helft, en een veel betere tweede. De eerste helft wordt afgesloten met een 2-0 achterstand, en na 90 minuten (plus blessuretijd) houden  we - dankzij een inhaalrace - toch nog een punt over aan de wedstrijd (tenzij een Rotterdammer een tweede bal in het veld gooit, natuurlijk). Wat is dat toch? Als we na rust zo goed kunnen spelen, waarom spelen we voor rust dan zo slecht? Voor een deel heeft dit te maken met een gebrek aan concentratie en discipline. Maar wellicht is er meer aan de hand.

Zoals ik al eerder heb aangegeven: de tegenstanders weten inmiddels hoe we spelen en hoe we dienen te worden bestreden. We zijn, wat de opbouw betreft, sterk afhankelijk van onze opkomende backs. Onze centrale verdedigers rennen naar voren bij standaardsituaties omdat ze beiden goede koppers zijn, maar ze schuiven nauwelijks in, omdat ze voetballend vermogen missen en door een gebrek aan snelheid niet graag spelen met ruimte in de rug. Als de tegenstander onze opkomende backs weet af te stoppen, zijn we grotendeels afhankelijk van de grillen van onze steraanvallers, Lozano en Bergwijn. Als die niet thuis geven,  resten ons enkel standaardsituaties of lange ballen op Luuk, omdat ook onze middenvelders creativiteit missen (Pereiro heeft wèl enige creativiteit, maar voornamelijk in de omgeving van het vijandige strafschopgebied, niet van achteruit).

Mark Van Bommel heeft wellicht te koppig vastgehouden aan zijn basiself: op die manier creëer je een ingespeeld team, maar word je ook voorspelbaar. Maar zijn aanpak heeft zeker ook positieve kanten: conditioneel is de spelersgroep bijna niet kapot te krijgen: terwijl tegenstanders kronkelend van de krampen op de grond liggen, rennen wij nog rond als jonge veulens. Doordat de tegenstander vermoeid raakt, ontstaat er meer ruimte, niet alleen voor onze backs, ook voor individuele acties, en dat is waarschijnlijk de reden dat spelers als Malen, Gakpo en Ihattaren het goed doen als invaller (en zeker in het geval van Malen minder goed als basisspeler): zij zijn spelers met een actie in de benen, en gedijen mede daardoor beter als er minder kort kan worden gedekt. Gakpo is bovendien een nuttige invaller omdat hij naast een actie ook een prima voorzet heeft: Luuk ziet die voorzetten met een heerlijke curve graag komen.

Er lijkt dus in het elftal wat te ontbreken: snelheid achterin, creativiteit op het middenveld. De sterke punten zijn: de optimale fitheid van de spelers en de mogelijkheid om via wissels een wedstrijd te doen kantelen. We hebben, anders gezegd, een Plan-B, maar dat plan heeft vooral te maken met de ruime keuze voorin. Van Bommel heeft weinig alternatieven achterin (zouden Obispo en Sainsbury een verbetering zijn?) de verbetering zal hier moeten komen uit concentratie en instelling: het eerste tegendoelpunt, tegen zowel Utrecht als Heerenveen, ontstond doordat spelers nog niet wakker leken. Dat kan en moet beter. Voorts dient Jeroen Zoet zich te herpakken: de beslommeringen rond Oranje en de afgeketste transfer lijken zijn spel onnodig sterk te beïnvloeden. En het middenveld? Mark lijkt het ook niet goed te weten: Dante Rigo, Mauro Junior, Guti, Sadilek, ze hebben allemaal kansen gehad maar blijkbaar niet of onvoldoende gegrepen. Nu lijkt Ihattaren in pole position te liggen als eerste vervanger, maar hij is pas 17 en jonge spelers presteren haast per definitie wisselvallig.

Wie de ideale oplossing heeft, mag het zeggen. Niet allemaal tegelijk, graag. 


zaterdag 9 februari 2019

Op naar Galgenwaard



Op naar Galgenwaard

Morgen gaan we met PSV naar Galgenwaard. De naam van het stadion lijkt niet veel goeds te voorspellen voor bezoekers, want de galg in galgenwaard verwijst naar de wijze waarop veroordeelden in de Middeleeuwen aan hun einde kwamen: door ophanging. De plaats waar nu het stadion staat, was in die tijd het executieveld. Galgenwaard is niet de enige term die aan het Middeleeuwse Utrecht doet denken: op diverse plaatsen in de stad tref je de term 'bolwerk' aan;  bolwerken (of boulwercken in de Middeleeuwse spelling) waren verdedigingswerken die de Middeleeuwen de stad tegen indringers moesten beschermen. Op de plaats van de bolwerken werden later lange lanen aangelegd, die door de inwoners ook bolwerken werden genoemd: de Fransen namen die term over, maar verbasterden boulwerck tot boulevard, een woord dat later weer door ons werd overgenomen.

Over het algemeen doet PSV het goed in de Galgenwaard. Iedereen denkt nu meteen aan de 1-7 van vorig jaar, de wedstrijd waarin Steven Bergwijn wellicht het mooiste doelpunt van zijn carrière (tot nu toe) maakte, een Messi-doelpunt dat de hele wereld rondging. Maar ook in het verleden behaalden we vaak goede resultaten in Utrecht. In 1968 ontsnapten we er dankzij Willy van de Kuylen zelfs aan degradatie naar de eerste divisie. In dat jaar wordt in de Galgenwaard namelijk een heus degradatieduel afgewerkt tussen PSV en het plaatselijke DOS. Dat seizoen was voor ons het slechtste uit de geschiedenis van het betaalde voetbal, maar gelukkig schoot Mister PSV op tijd uit zijn slof. En als Willy schoot, nou dat weet je het wel ...

PSV speelde ook nog een hoofdrol in de geschiedenis van het stadion. Op 20 april 1981 werd afscheid genomen van wat nu 'Oud-Galgenwaard' wordt genoemd. Het stadion was verouderd en de club wilde graag een nieuw en modern stadion, Nieuw-Galgenwaard. De tegenstander op die gedenkwaardige 20ste November was, U raadt het al, PSV. De wedstrijd zelf was overigens niet zo gedenkwaardig (er vielen geen doelpunten), maar de gebeurtenissen eromheen wel: ruim voor het eindsignaal begonnen de Utrechtsupporters al te rukken en te trekken aan de hekken (die gevaarlijk veel meegaven); de speaker beantwoordde deze acties met een opvallende oproep: "Willen jullie daar even mee wachten. Straks mogen jullie je gang gaan." En hun gang gingen ze, de Utrecht-supporters (zie de foto boven dit artikel). Ook deze beelden gingen de hele wereld rond, overigens zonder dat in veel gevallen wordt verteld dat het stadion een dag later toch gesloopt zou worden. Oftewel: FC Utrecht stond er weer eens mooi op.

Hopelijk wordt het morgen weer een gedenkwaardige dag in Galgenwaard. 1-7 hoeft het niet te worden, met 1-3 zou ik al ruim tevreden zijn.

En vooruit, nog één keer omdat het zo mooi was:




woensdag 23 januari 2019

Trevor Ford: Het Beest uit Wales




Trevor Ford: Het Beest uit Wales
Jaren bij PSV: 1957-1960

Hoewel hij voor een spits vrij klein was, 1,78 meter, werd hij vooral gevreesd vanwege zijn fysiek: Trevor Ford was één bonk spieren en werd in de krant The Independent in zijn overlijdensbericht in 2003 getypeerd als 'a fearsome physical forward' (*1). Hij staat bekend als één van de meest kleurrijke èn succesvolle voetballers uit de geschiedenis van Wales: in 38 interlands scoorde hij 23 keer, een record dat drie decennia zou standhouden.

Trevor Ford  werd in 1923 geboren in Swansea, in hetzelfde stadsdeel als de later wereldberoemd geworden dichter Dylan Thomas (1914-1953). Ford vertelde medespelers en journalisten graag dat hij als jongeman de negen jaar oudere dichter eens een pak rammel had gegeven. De kleurrijke Ford stond bekend om zijn sterke verhalen.

Zoals de meeste arbeiderskinderen uit het Zuiden van Wales, werkt Ford als jongeman in de staalindustrie. In zijn vrije tijd doet hij aan voetbal, rugby en boksen. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, wordt hij aangesteld als sportinstructeur bij de Royal Artillery. Na de oorlog trekt hij als speler van Swansea City de aandacht van de grote Engelse clubs en in 1947 tekent hij zijn eerste profcontract bij Aston Villa. Bij Villa groeit Ford uit tot de schrik voor iedere verdediging - om meer dan één reden: hij scoort erop los en richt met zijn onorthodoxe stijl een ware verwoesting aan in het vijandige strafschopgebied. Buiten het veld was hij een grappenmaker, in het veld een wildeman. Zelf gaf hij eens toe dat  zijn gedrag binnen de lijnen niet altijd even fraai was: "I was like an animal." Toch zou hij naar eigen zeggen nooit een tegenspeler ernstig hebben verwond. 

Zijn befaamde grappen werden door zijn medespelers niet altijd op prijs gesteld: met zijn donkere haardos en krachtige gestalte gold Ford als een ware Casanova. Hij schepte graag op over zijn veroveringen en ging er reeds als jeugdspeler vaak vandoor met vriendinnetjes van medespelers. Ook maakte hij er een gewoonte van om in de kleedkamer extra lang voor de spiegel te blijven staan en dingen tegen zichzelf te zeggen als: "Jij moet wel de knapste speler in het Britse voetbal zijn." (*2)

Hoe geraakte het Beest uit Wales ooit in Eindhoven? Welnu: in 1950 was Ford - inmiddels Welsh international en Brits topscorer - voor het recordbedrag van £30,000 getransfereerd van Aston Villa naar Sunderland. Dat was al opmerkelijk, maar zes jaar later, bij de presentatie van zijn geautoriseerde biografie 'I lead the Attack', wordt zijn gewoonte om sterke verhalen te vertellen hem fataal: in het Britse voetbal geldt in die periode een salarisdak en Trevor vertelt opgewekt hoe hij die zuinige Engelsen via een handige constructie meer geld afhandig heeft gemaakt. De voetbalbond kan er niet om lachen en schorst hem voor het aannemen van zwart geld. In die situatie slaat PSV zijn slag: in 1957 wordt hem een driejarig contract aangeboden. In Eindhoven zal Ford, naar verwacht, een koningskoppel gaan vormen met het kanon Coen Dillen. Het Kanon en het Beest: bij PSV denkt men een ontembaar duo in huis te hebben.

De cijfers die Ford kan overleggen, zijn indrukkend: in zo'n 300 wedstrijden in het Britse voetbal heeft hij meer dan 150 keer gescoord, bij Sunderland scoorde hij zelfs 67 doelpunten in 108 wedstrijden. Maar ... als hij naar Eindhoven komt, is Ford al 34 en de jaren beginnen voor hem te tellen. Desondanks scoort  Ford in 53 wedstrijden nog 21 keer voor PSV. Niet slecht, maar niet helemaal waarop men had gerekend in Eindhoven. De titel die men dankzij het tweetal Dillen-Ford dacht binnen te halen, blijft uit. Na drie jaar PSV keert de 37-jarige Trevor terug naar zijn geboorteland Wales, waar hij zijn carrière afsluit. Nog altijd staat hij met zijn 23 doelpunten in het nationale shirt van Wales op de derde plaats op de eeuwigdurende topscorerslijst, achter Gareth Bale en Ian Rush. Zijn autobiografie I lead the Attack wordt nog steeds herdrukt. 


Noten:

* (1) Trevor Ford, Obituary, in: The Independent, 31-5-2003 - https://www.independent.co.uk/news/obituaries/trevor-ford-36583.html
* (2) https://rokerreport.sbnation.com/2018/1/13/16885648/i-lead-the-attack-the-tale-of-trevor-ford-who-left-sunderland-for-cardiff-blew-the-lid







Kees kwam en zag ...

We verkeren in crisis. Volgens sommigen is de huidige crisis groter dan enig andere crisis die de club ooit heeft gekend. Wellicht is d...